Er staat (c)opyright op de gedichten van Henry Vrij U mag dit gedicht alleen gebruiken als u de auteursnaam en eventueel de website daarbij vermeldt.
Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn
Vrij I

In een klein, eenzaam, afgelegen dorp,
woonde een eenvoudige kluizenaar op steenworp,
beschouwd als vreemd en exentrisch,
verondersteld des duivels, en duister magisch.

… uitgelachen, door de kinderen nagejouwd,
… vernederd, door de mannen jong en oud,
… vermeden door de vrouwen, navenant,
… eenzaam, onverwant… 

Op een nacht bezocht hij hun huizen stuk voor stuk,
en legde bij iedere deur één glimmend, glanzend goudstuk.
En de mensen spraken in gedempte bewondering,
over deze gulle, onverwacht schenking.

Sluiks mompelden zij over de plotselinge gift,
allen accepteerden stilzwijgend zijn kwistige drift.
De ochtend erop, vonden ze een nieuwe munt aan hun deur,
en de volgende, zelfs nog één meer…

Na enkele weken, waren de giften een terugkerend ritueel,
ontvangen als vanzelfsprekend en een dagelijkse deel:
Gouden munten, gespaard in elke pot en pan,
en verstopt in plaatsen die niemand zich voorstellen kan.

Tot… op zekere dag, in één straat, bij geen deur, niet één munt te vinden was,
en de volgende dag, een andere straat, werd ook uitgezonderd van goudkas.
Terwijl deuren werden gepasseerd, en aan meer en meer een gift ontzegt,
groeide jaloerse haat, tegenover hen die nog waren bevoorrecht.

Er werd geroddeld over de geselecteerden,
sommige prijsden zichzelf, omdat de kluizenaar hen negeerde,
want dat goud kon alleen verkregen zijn, op duistere, slechte wijze,
terwijl ze hun giften bewaarden om dat vermoeden te bewijzen.

Als raven, stal men munten van de buren,
en was er zelfs een gewelddadige moord te verduren…
Toen alle giften waren gestopt, protesteerden zij tegen de kluizenaar,
en eisten verklaring omtrent de verkrijging van zijn rijkdom aldaar.

De oude man, gaf onschuldig zijn eigen exentrieke uitleg,
over de weelde, die hij wilde delen: Zo gaf hij weg;
over de opluchting over de verlossing van zijn kapitale waan;
zonder enige vragen…,
…. zonder welke verplichting,
… zonder ergens verder bij stil te staan. 

Vrij II

Ze kon geen ‘nee’ zeggen zonder te zwichten;
denkend zich aan zijn devotie te moeten verplichten,
zich voelend hoogst ongemakkelijk,
door hem onpasselijk…

… nauwelijks achttien,
… nauwelijks de wereld nog gezien,
… nergens een geborgen stee,
… nog niet in staat om het te zeggen: ‘Nee…’

Ondanks zijn huwelijk, ondanks zijn zoon,
van haar leeftijd, waarom vluchtte ze niet gewoon,
maar liet hem begaan, met zijn plezier…
wachtend, eenzame minuten, tot hij klaar was met zijn vertier…?

Hij werd een steeds vreemdere gekende,
als een paranoïde, ontkende ellende.
Ondanks, de volwassen, weerzinnelijke leugen,
wees ze hem niet af, te bang om niet te deugen.

Een compliment, een glimlach en een knipoog,
om de bond te bevestigen, dat ook zij bedroog…
waarom ze eigenlijk kwam, nu vergeten
onzeker nadien, wie er moet verweten…

Ze kwam als vriend zonder iets te winnen,
zonder voorbedachte rade, kwam ze binnen,
in goed vertrouwen, onbedoeld,
werd ze gebruiksvoorwerp en bezoedeld…

In verwarring, afsluitend met een dronk,
om te verzegelen wat ze hem schonk,
betaalde hij haar gedwee,
om te zwijgen…,
… om te betrekken,
… om niet te zeggen ‘Nee’…



Vrij III

Ooit kwam er een engel op aarde,
om een geboorte te verkondigen die opzien baarde.
Vertellend aan herders en wijze mannen,
over een ster, een kind en grotere plannen.

… pogend geen vrees te aan te jagen,
… om met deze opbaring niet te versagen,
… spontaan en met open hart te betuigen,
… om te delen, en feestelijk te bejuichen.

Want deze geboorte was een beloofde ode,
van saamhorigheid door een kind, Jezus:
Een belofte van sociaal genezen,
en verwording tot een hoger wezen…

Deze geboorte was de vervulling van een wens:
De geboorte van een universele, preferente mens,
en zo de zegeningen te delen van aller creatie,
met alle wijze, geleerde wezens van de hele hemelse natie.

Maar de mensen keerden zich tegen,
joegen op dit bedreigend kind, als een onwezen,
niet om diens macht, niet om diens heerschappij;
maar vanwege hun eigen egospel, dat speelden zij.

Een spel van onderdrukkende intolerantie,
een demagogie met afgemeten agressie,
van controle over het volk beheersend door de enkeling,
Het Mensenspel; hoe geschiedenis aan zelfzucht verloren ging.

Volkomen verbijsterd met immens verdriet,
aanschouwde de engel; de ijdele poging … teniet,
afstervend in zinloze toewijding,
vervagend in afkeuring…, 
… intenties verloren,
…. voorbereid tot kruisiging…

Vrij IV

Zou je niet het liefst je wegdraaien, uit het zicht?
De andere kant opkijken van wat hier is toegelicht?
Dit, onplezierige negeren, als onbestaanbaar;
en zo getuigenis te vermijden, zonder misbaar.

… over je eigen lot zo naïef,
… onbezorgd over je huidige gerief,
… je medeplichtigheid, niet meer de vermijden…
… in de wetenschap van hen, die nu onzichtbaar lijden.

Wat is je weerzin tegen dit gedicht?
Tegen de regels die je leest, nu voor je gezicht?
Omdat het confronteert met verborgen gêne?
… Het Mensenspel accepterend als een dagelijkse scene…

Want na een poos raakt men er aan gewend,
en is onderdrukking onoplosbaar en ongekend.
Want dat spel is verder en verder weg…
des te minder er nog iemand wat van zegt.

Zie je je eigen evenbeeld,
als werd juist jij door de kluizenaar toebedeeld?
Aannemend elke gift als vanzelf,
onderdeel van je leven in dit natuurlijk gewelf?

Accepteer jij haar ontmaagde degradatie,
gevolgd door een vernederende, financiële compensatie?
Maakt onverschilligheid je medeplichtig en inhumaan?
Wie de schoen past… trekt hem aan…?

Sterft niet Jezus, elke dag?
Maakt niet overal en ergens, een kruisiging van zich gewag?
Gewillig meedoend aan de demoralisering,
voor jouw ogensluitend ogenblik…,
… je goedkeuring als zelfverkrachting,
… de vrijheid in ontkenning.