De lichten uit 
donker is mijn kamer 
ik ben alleen 
ik blus de kaarsen 
en als ik mij te ruste leg 
voel ik mijn eenzaamheid 
verstrengeld in de maakbaarheid 
van nieuwe wegen zoeken 
niets doet nog van de volgende dag 
waar ik straks dolen mag 
vermetel uit de doeken 
maar nu nog niet aan denken 
ik zak in dromen van de kiemen 
van gestoffeerde nieuwe tijden 
die langzaam van de werkelijkheid 
verglijden 
Als drinkend uit een heel ver land 
van volle warme melk 
dat al het gisteren doet scheiden 





