Er staat (c)opyright op de gedichten van Henk van ter Meij U mag dit gedicht alleen gebruiken als u de auteursnaam en eventueel de website daarbij vermeldt.
Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn

Ik ken ze,
de generaties boeren
van dit land,
hun eeltige handen,
terwijl ze wachtten
op mijn werk,
het bitterzoete
van hun aangespoelde leven
onder de grote lucht,
tussen de zandkorrels
en zilte stormen.

Het graan verdween,
en de meeste van de boeren,
ik mocht blijven:
zomers morgenzon
weldadig op mijn rug
en 's avonds de rode luchten.

In ruste, niet vergeten,
aan aandacht geen gebrek.
Ik mag me gelukkig prijzen,
ken collega's die
langzaam wegteerden,
stoppels op een
verwaarloosde akker,
die in het stilstaan
gingen malen,
zichzelf verwaarlozend,
als oud vuil
roemloos zijn geruimd.

Ik mag niet klagen,
maar toch zou ik mij
nog eenmaal willen overgeven
aan een straffe, zilte wind
vanuit het noordwesten,
vol in het gezicht;
het bonken voelen,
dreunen, kraken
en stampen binnenin;
nog eenmaal zijn die ik was,
nog eenmaal tot bestemming komen.