IN DE DUISTERNIS VAN HET LICHT VOEL IK DE PIJN,
DE PIJN DIE MIJ ACHTERVOLGT NAAR HET NIRWANA,
IK PROBEER DE STERREN TE LATEN SCHIJNEN,
SCHIJNEN IN DE DUISTERNIS,
DE WOLKEN VOORBIJ.
IK LAAT ME ZWEVEN DOOR HET HEELAL IN DE TIJD,
ZWEVEN OM OOIT TERUG TE KOMEN.