korte en lange armen draaien door
laten lege emoties achter
op volle aanrechten
de nacht trekt op
tegen dampende ruïnes
herkent
van hetgeen voorbij is
slaat verzwegen neer
op vaag geworden lachpreken
de hoop vervliegt mee
als mannen zich verschansen
tussen dennebomen en bitterborrels
op Garmisch’ hellende vlak
dappere dwazen goedgemutst
met witte voeten stranden
magneetronde bollen
op krenterigheid gewarmd
poederen de laatste gaten dicht
buiken vruchten loos uit
hangend onder afgekaarte toekomstwensen
menselijke maten zoeken regels
in snelle series terug
tot 1-1 al gauw naar 2-1 gaat
en wat was
herneemt